De Kindertelefoon is er voor ieder kind

Afgelopen jaar organiseerde de Kindertelefoon verschillende ontmoetingsworkshops tussen peervrijwilligers en vluchtelingenjongeren. Het contact tussen deze leeftijdsgenoten leverde mooie ontmoetingen op.

Daphne (19) studeert Social Work aan de Hogeschool Rotterdam en is peervrijwilliger bij de Kindertelefoon.

“Als peervrijwilliger ben ik een paar keer mee geweest naar een ontmoetingsworkshop met vluchtelingen. Ik vind presenteren best eng, maar als het over iets gaat waarvoor je passie hebt, dan gaat het een stuk beter. Het moeilijkste bij zo’n workshop is de taalbarrière; om jezelf duidelijk te maken, moet je je taal aanpassen en eenduidige woorden gebruiken. Het is fijn als de vluchtelingenjongeren al een beetje Nederlands praten, dan hoef je niet alles met handen en voeten of in het Engels uit te leggen. Na de kennismaking gaan we in groepjes in gesprek over de Kindertelefoon. Ik merk dat de vluchtelingenjongeren het goed vinden dat de Kindertelefoon bestaat en dat ze begrijpen dat je er terecht kunt met al je problemen. Ze staan echt open voor de informatie. Ik kan me wel voorstellen dat het vanwege de taal lastig voor ze is om contact met de Kindertelefoon op te nemen. Zelf heb ik ook zeker wat aan deze ontmoetingsworkshops. Ik kan het sowieso gebruiken voor de vrije keuze-uren van mijn opleiding, maar daarnaast ontwikkel ik mezelf door andere culturen beter te leren kennen.”

Sara (18) komt uit Syrië en zit op het Stedelijk Dalton College, afdeling ISK in Dordrecht.

“Ik vind het heel goed dat er in Nederland zoiets als de Kindertelefoon bestaat. Dat hadden wij in Syrië niet. Als kind kon je daar eigenlijk nergens heen gaan met je problemen. Het is echt super om kinderen met problemen op deze manier te helpen! Ik vond van de workshop vooral het praten in groepjes erg leuk. De vrijwilliger heeft goed uitgelegd hoe de Kindertelefoon werkt. Als ik een probleem zou hebben waarover ik niet met mijn moeder kan praten, dan neem ik misschien wel contact op met de Kindertelefoon. Over liefde of seks kan ik het bijvoorbeeld niet met mijn moeder hebben; seks voor het huwelijk mag niet in onze cultuur. Dan is het beter om mijn probleem te vertellen aan iemand die mij niet kent. Ik wil liever chatten dan bellen, dan ben ik minder nerveus en kan ik even denken om de goede woorden te vinden. Met een Arabisch sprekende vrijwilliger zou ik wel makkelijker bellen. We kregen bij de workshop een kaartje en een pen met het telefoonnummer van de Kindertelefoon. Die ga ik goed bewaren. Misschien kan ik zelf wel vrijwilliger worden bij de Kindertelefoon!”