De Kindertelefoon vormt positieve uitzondering

Roelie Heijmans (24), een van de vrijwilligers van locatie Utrecht, publiceerde in november 2017 over haar afstudeeronderzoek in vakblad Sozio. Strekking van het artikel? Binnen de hulpverlening is participatie van het kind niet zo vanzelfsprekend. De Kindertelefoon is wat dat betreft een positieve uitzondering waar anderen van kunnen leren.

“Ik heb Maatschappelijk werk en dienstverlening aan de Hogeschool van Amsterdam gestudeerd. Tijdens de stage in mijn derde jaar kwam ik voor het eerst in aanraking met kinderen. Ik liep mee met regiehouders in een wijkteam. Het viel me op dat de nadruk lag op kindveiligheid en niet zozeer op het betrekken van kinderen bij de hulpverlening. Ik realiseerde me dat ik tijdens mijn opleiding ook helemaal niet geleerd heb hoe je met kinderen kunt praten. Om die vaardigheid op te doen, begon ik tijdens mijn studie als vrijwilliger bij de Kindertelefoon. Daar leerde ik kinderen te zien als individuen die ook een mening over hun situatie hebben. Als vrijwilliger help je ze nadenken over eigen oplossingen. Dat is wel een heel andere kijk op kinderen dan: ‘het kwetsbare kind dat beschermd moet worden’. Voor mijn afstudeerproject onderzocht ik de manier waarop kinderen van 8 tot en met 12 jaar worden betrokken binnen de hulpverlening van wijkteams. Volgens Artikel 12 van het Verdrag Inzake de Rechten van het Kind hebben kinderen namelijk recht op inspraak en participatie. Uit mijn onderzoek bleek dat kinderen nog lang niet altijd gehoord worden en dat Artikel 12 onbekend is bij hulpverleners. Ik zou willen dat de beeldvorming over het belang van participatie van kinderen verandert, bij zowel opleidingen als hulpverleningsorganisaties. Daarnaast zou een organisatie als de Kindertelefoon studenten en medewerkers kunnen trainen in gesprekstechnieken. Wanneer kinderen ervaren dat ze een mening hebben die ertoe doet, zullen ze uitgroeien tot actieve burgers in onze participatiemaatschappij.”