Ik dacht dat historische jeugdromans saai waren

Veel leerkrachten uit het  primair onderwijs volgden inmiddels de cursus Open Boek, waarmee zij leescoördinator werden op hun basisschool. Maar waarom wachten tot je als leerkracht werkzaam bent? Stichting Lezen ontwikkelde de minor Open Boek Pabo voor derde- en vierdejaars pabostudenten. Zij kunnen via deze minor al tijdens hun opleiding uitgebreid kennismaken met jeugdliteratuur en leesbevordering. En dat is nodig, want toekomstige juffen en meesters weten nauwelijks iets over het actuele aanbod of over de didactische aanpak van leesbevordering.

Mariëlle Dortant (58) is pabodocent taal-lezen op Iselinge Hogeschool in Doetinchem. Net als op andere pabo’s in Nederland is er binnen het curriculum maar weinig ruimte voor jeugdliteratuur. ‘Sinds de invoering van de kennisbasis taal in het curriculum wordt er in elk van onze taalmodules wel aandacht besteed aan jeugdliteratuur, maar helaas slechts beperkt’, vertelt Mariëlle. ‘Wij bieden daarom al een aantal jaren een – niet verplichte - minor jeugdliteratuur aan voor vierdejaars studenten. We werkten tot dit schooljaar met zelf ontwikkeld materiaal. Het afgelopen jaar ben ik als tweede lezer betrokken geweest bij het ontwikkelen van het materiaal van Open Boek Pabo door Stichting Lezen. Ik zag er een heleboel dingen uit ons eigen materiaal in terug, maar deze cursus is veel completer en veel meer uitgediept. Bovendien krijgen de studenten na het afronden van Open Boek Pabo een belangrijk certificaat: de pabo-variant van het certificaat leescoördinator.’

Lezen is de basis van alles
‘Kinderen die goed kunnen lezen’, zegt Mariëlle Dortant, ‘zijn vaak ook goed in rekenen en zaakvakken zoals aardrijkskunde en geschiedenis. Leesvaardigheid heb je gewoon overal voor nodig. Daarnaast is lezen ontspannend, het ontwikkelt je denkvermogen, prikkelt je fantasie en stimuleert je creativiteit. Via mijn studenten wil ik kinderen laten ervaren dat lezen ontzettend veel mogelijkheden biedt!

Om als leerkracht kinderen aan het lezen te krijgen, moet je natuurlijk goed op de hoogte zijn van het aanbod. Je moet niet alleen de klassiekers kennen, maar ook het recentere aanbod, en niet alleen kinderjuryboeken, maar ook griffelboeken. Alleen de leerkracht die zelf veel kinderboeken leest, kan zijn leerlingen goed begeleiden in het kiezen van een geschikt boek. Daarnaast is het natuurlijk belangrijk dat studenten weten met welke werkvormen en didactische middelen ze kinderen kunnen enthousiasmeren voor lezen.’

Weerstand overwinnen
‘Sommige studenten moeten wel wat weerstand overwinnen als ze op de pabo in aanraking komen met jeugdliteratuur’, verzucht Mariëlle. ‘Ze komen of uit het voortgezet onderwijs, waar ze een hekel hebben gekregen aan lezen door die verplichte lijsten, of ze komen uit het MBO waar nauwelijks aandacht besteed wordt aan literatuur. Maar degenen die bij ons uiteindelijk in het vierde jaar de minor Open Boek Pabo volgen, worden gelukkig helemaal gegrepen door boeken.’

Maartje Geven (20) koos voor de minor jeugdliteratuur omdat ze wil leren hoe ze kan zorgen dat lezen niet als een verplichting voelt. ‘Door Open Boek Pabo ben ik tot de ontdekking gekomen dat er veel verschillende soorten boeken zijn. Ik dacht altijd dat historische jeugdromans saai waren, maar ik vind ze juist heel leuk! Ik weet nu dat er voor ieder kind een interessant boek te vinden is.’

Ook Mandy Zwartkruis (20) hoopt na het volgen van deze minor het leesplezier in ieder kind naar boven te kunnen halen. ‘Ik denk dat veel scholen lezen op een verkeerde manier benaderen; als kinderen een boek niet leuk vinden, moeten ze het toch uitlezen. Dat is niet stimulerend. Het werkt veel beter om samen met het kind te zoeken naar wat het wél leuk vindt om te lezen.’

Opzet van de minor
In Open Boek Pabo zijn drie elementen van belang: een stimulerende leesomgeving, effectieve en motiverende werkvormen en een aanpak op maat. Mariëlle Dortant: ‘We bespreken en oefenen de theorie op school, daarna gaan de studenten hiermee op hun stageschool aan de slag. De minor eindigt met het maken van een leesplan voor de stageschool.’

Kim Schotman (25) is erg enthousiast over de minor. ‘Het is alleen jammer dat ik maar één dag per week stage loop, waardoor ik alle opdrachten op die ene dag moet uitvoeren. Ik zou liever meer tijd hebben om bijvoorbeeld alle werkvormen voor leesbevordering in mijn klas uit te proberen. Je kunt echt heel makkelijk dingen die je op school leert, doorvoeren op je stageschool, bijvoorbeeld het organiseren van een boekenkring.’

Mariëlle Dortant probeert haar studenten zoveel mogelijk nieuwe boeken en werkvormen te laten ontdekken. ‘Het is mooi om te zien dat ze verrast zijn door alle nieuwe dingen die ze leren. Sommigen hebben zich nooit gerealiseerd dat er zoveel leuke informatieve boeken zijn, of boeken met verschillende lagen. Of dat je kinderboeken ook goed kunt gebruiken bij een geschiedenis- of aardrijkskundeles. Ik laat het ze allemaal ontdekken, onder andere door ze na elke bijeenkomst op de pabo weer andere boeken te laten zien die ze nog niet kennen. Inmiddels merk ik dat ik niet de enige ben die hen stimuleert; door ervaringen met elkaar uit te wisselen en over boeken te praten die ze gelezen hebben, stimuleren ze ook elkaar.’

Lisa Wigarda (22) vindt het vooral belangrijk dat kinderen zich leren inleven in een boek. ‘Als je plezier hebt in lezen, gaan alle andere vakken ook makkelijker. Daarom is het belangrijk om uit te zoeken wat voor soort boeken bij jou passen. Ik heb inmiddels veel verschillende boeken leren kennen. Zo had ik bijvoorbeeld nog nooit een boek gelezen over jongens (BOJ-boeken). Ook dacht ik dat het heel moeilijk zou zijn om in de klas aan leesbevordering te doen, maar met alle werkvormen die we behandelen, gaat dat eigenlijk helemaal vanzelf.’

Toekomstmuziek
De toekomstige leescoördinatoren zullen niet alleen de kinderen enthousiasmeren voor het lezen van kinderboeken, maar ook het team waarvan ze deel gaan uitmaken. Een leescoördinator creëert de randvoorwaarden zodat de andere leerkrachten ieder in hun eigen groep aan de slag kunnen met jeugdliteratuur. Mariëlle Dortant: ‘Pas als er iemand verantwoordelijk is voor het beleid op het gebied van leesbevordering en het beheer van de schoolbibliotheek, heb je de garantie dat er op basisscholen structureel aandacht komt voor jeugdliteratuur. Helaas is het momenteel zo dat veel scholen er alleen tijdens de Kinderboekenweek aandacht aan besteden. Leescoördinatoren, waaronder mijn huidige twaalf minorstudenten, kunnen daar hopelijk verandering in brengen.’