Ramachicken

Ramakuku heet hij: 2l jaar en zwarter dan de meeste andere Tanzanianen. Geboren en getogen aan de oostkust van Zanzibar, in het dorpje Jambiani. Zanzibar is een van de tropische specerijeneilanden ten noordoosten van Dar es Salaam. Vroeger was het eiland een beroemd centrum van slaven- en specerijenhandel. De kruidnagel was jarenlang het voornaamste exportproduct van Zanzibar. Vandaag de dag kunnen toeristen een zogenaamde ‘spice-tour’ maken, een tocht langs plantages vol exotische kruiden, specerijen en vruchten die je allemaal mag proeven. De gids laat behalve kruiden als kaneel, kruidnagel, nootrnuskaat en zwarte peper, ook zien hoe sterfruit, lychees en local lipstick groeien. Local lipstick is een vrucht waarin zich fel rode bolletjes bevinden, die door de Swahili-vrouwen als lippenstift worden gebruikt. Ramakuku weet net als de meeste andere Zanzibari precies welke kruiden er op het eiland groeien, en waar ze voor te gebruiken zijn.

Ramakuku is pas een paar maanden getrouwd en zijn huis, dat uitkijkt over de lndische oceaan, is nog lang niet klaar. Er staan vier muren, gemaakt van in de zon gedroogde bakstenen en gevlochten matten van palmboombladeren. In het huis zijn drie ruimtes gemaakt: een kamertje met een dak, waar Ramakuku en zijn vrouw slapen, een hoekje met potten, pannen en een vuurtje, en een grote lege ruimte, waar wat kleden en matten op de grond liggen. Er moet eerst meer geld verdiend worden, voordat ook de keuken en de woonkamer een dak kunnen krijgen. Ramakuku wil het liefst een dak van golfplaat. Hoewel golfplaat veel sterker is dan een dak van gevlochten palmboombladeren, houdt het het huis veel minder koel.

Ramakuku en zijn vrouw werken allebei in Gomani-guesthouse, aan de overkant van de onverharde weg. Het hele jaar door komen er toeristen naar Zanzibar, en het aantal guesthouses blijft stijgen. Er is nog geen elektriciteit in Jambiani, maar wanneer over een aantal maanden het bier en de frisdrank koud zullen zijn, komen er vast nog meer toeristen. Ramakuku helpt 's ochtends met het serveren van het ontbijt. Alle gasten van Gomani-guesthouse moeten tegelijkertijd allemaal hetzelfde eten. Een menukaart heeft niet zoveel zin wanneer er maar een klein vuurtje is om op te koken. Iedereen krijgt gewoon twee chapati's en tea-rnasala, een heerlijke kruidenthee. Ramakuku's vrouw werkt in het keukentje. Ze kookt en spoelt na het eten het plastic servies af. 's Avonds, wanneer de toeristen aan de warme maaltijd toe zijn, moeten Ramakuku en zijn vrouw weer werken.

Overdag probeert Ramakuku nog wat extra geld te verdienen door toeristen mee te nemen in zijn dhow. Hij zeilt hen naar het koraalrif, waar ze kunnen snorkelen of vissen. Als er geen klanten zijn, gaat Ramakuku zelf vissen of kokosnoten plukken. En als hij geen vis of kokosnoten nodig heeft, gaat hij met zijn vrienden op het strand volleyballen. Zijn vrouw loopt overdag met een aantal andere vrouwen uit het dorp uren door het ondiepe water, op zoek naar eetbare schelpdieren. Van veraf kun je de mooie klanken van het Kiswahili en het gegiechel van de vrouwen horen.

Ramakuku vindt de toeristen maar een beetje raar. Hij kan zich niet zo goed voorstellen waarom ze uit al die verre landen helemaal naar Zanzibar komen om daar vervolgens in de hete zon te gaan liggen. Dat ze dat doen om bruin te worden, kan hij niet begrijpen. Hij dacht dat iedereen het liefst een 'mzungu’ (een blanke) zou willen zijn. Hij begrijpt ook niet waarom toeristen autobandslippers kopen, terwijl ze van die mooie stevige leren schoenen hebben. In Jambiani willen de mensen niets liever dan die goedkope, ouderwetse slippers, die gemaakt worden van versleten autobanden en een paar spijkertjes, omruilen voor leren schoenen of gympies.

Ramakuku is nog nooit van het eiland af geweest. Zanzibar-Town, aan de westkust van het eiland, is de grootste stad die hij ooit gezien heeft. Het is een stad met veel oude Arabische gebouwen, veel steegjes, binnenplaatsjes en winkeltjes. Ramakuku heeft nooit zo nagedacht over andere landen van de wereld en over wat daar te zien is. Nu hij steeds meer Engelse woorden leert en dus steeds beter met de toeristen kan praten, wordt hij toch wel een beetje nieuwsgierig. Hij zou ook wel eens in een vliegtuig willen zitten en naar een ander land gaan. Maar voorlopig heeft hij genoeg te doen: er moet geld verdiend worden om zijn huis af te bouwen, en als zijn vrouw niet snel genoeg zwanger raakt, moet hij met zijn ouders op zoek naar een tweede vrouw.

Ramakuku heeft pas geleerd dat het Swahili woord ’kuku' vertaald moet worden met het Engelse woord 'chicken'. Hij stelt zich daarom ook niet meer voor als Ramakuku, maar als Ramachicken. Dat is vast veel makkelijker voor de toeristen, die vaak alleen maar 'jambo' (hallo) en 'hakuna matata’ (geen probleem) kunnen zeggen in het Swahili. Naast het verschil in taal, dat contact met de toeristen bemoeilijkt, is er ook nog een groot verschil in waarden en gebruiken. Ramachicken begrijpt bijvoorbeeld niet waarom toeristen zo lief doen tegen de jonge zwerfhondjes. Jonge hondjes stelen eten uit de keuken en de beste manier om ze dat af te leren en ze uit de buurt te houden, is ze te schoppen, te bekogelen met stenen en te slaan met stokken. Ramachicken heeft ooit op televisie gezien dat een mzungu-dog (een hond van een blanke) de krant kwam brengen en zelfs kon schrijven! Kijk als de mwafrika-dog nou ook zo intelligent was, dan zou Ramachicken heel wat vriendelijker doen tegen de Afrikaanse hondjes. Hij kan bijna niet geloven dat er scholen zijn waar honden worden opgeleid tot politie- of blindengeleidehonden, en hij is er van overtuigd dat dat alleen weggelegd is voor 'mzungu-dogs’.

Ramachicken weet alles van de natuur om hem heen. Hij weet waar de apen zitten en kan ze ook lokken met zijn speciale apenschreeuw. Hij weet van welke kruiden hij thee moet drinken om geen malaria te krijgen. Hij kan met zijn zelfgemaakte harpoen binnen een paar minuten een ballonvis vangen in het ondiepe water bij het koraal. Hij klimt razendsnel de kokospalmen in om kokosnoten te plukken. Net als veel andere Afrikanen heeft Ramachicken veel ontzag voor de baobab of apenbroodboom. De baobab is een reusachtige tropische boom met een enorm dikke stam, en dunne grillige takken. De vrucht van de boom wordt door apen gegeten en heet dan ook apenbrood. Door de vorm van de baobab en de hoge leeftijd die de boom kan bereiken, denken veel Afrikanen dat de baobab iets te maken heeft met geesten en spoken. Een Maasai-sprookje verklaart waarom de boom zo'n grillige vorm heeft. De boom kreeg in het verleden een te hoge dunk van zichzelf en werd een beetje te verwaand. God besloot de baobab daar voor te straffen en trok hem uit de aarde. Toen stak God de boom omgekeerd in de grond terug. De apenbroodboom groeit dus eigenlijk met zijn wortels de lucht in en heeft zijn kruin in het zand zitten. Daarom ziet de boom eruit als een omgekeerde boom en hij wordt dan ook wel de 'onderstebovenboom’ genoemd.

Ramachicken verzint af en toe zelf een mooi sprookje. Hij vertelt toeristen die zonodig bruin willen worden, dat er in Jambiani een tovenaar woont, die van een mzungu een mwafrika kan maken en omgekeerd. De tovenaar geeft je een prutje van kip, inktvis en kruiden en binnen drie seconden ben je een ander mens. Als het de toerist niet bevalt, kan hij zo weer wit worden. Ramachicken blijft het verhaal heel lang volhouden en wanneer hij eindelijk toegeeft dat het een grap is, lijkt hij zelf een beetje teleurgesteld, want hij had best een mzungu van zijn vrouw willen maken.