Waar een wil is, is een weg

Soms hebben kinderen nergens zin in. Geen zin in school, geen plezier op de sportclub en ze oefenen niet voor muziekles. Hoe zorg je dat je kind er weer zin in krijgt? En waarom is dat belangrijk?

Kinderen zijn van nature nieuwsgierig en leergierig. Toch hebben ze soms nergens zin in en dat is niet altijd goed voor hun ontwikkeling. Kinderen ontwikkelen zich alleen als ze nieuwe dingen willen leren.

Ik ben niet goed genoeg
Bij een onvoldoende op school of een verloren voetbalwedstrijd denken sommige kinderen: ik ben gewoon niet goed genoeg. Daardoor krijgt het kind minder zin om te leren of te voetballen. Deze kinderen denken dat ze toch niet beter kunnen worden, alsof hun talenten ‘vaststaan’. Ook willen ze liever geen fouten maken. Deze kinderen hebben last van een ‘vast denkpatroon’.

Blijven proberen
Het is belangrijk om dit ‘vaste denkpatroon’ om te zetten naar een ‘groeidenkpatroon’. Kinderen met een ‘groeidenkpatroon’ geloven dat ze beter kunnen worden door veel te oefenen. Ze snappen dat het tijd en moeite kost en zijn niet bang om fouten te maken. Ze geven niet op, blijven proberen en komen zo vooruit. Ze gaan ervan uit dat hun talenten niet vaststaan, maar kunnen groeien. Deze kinderen halen het beste in zichzelf naar boven.

Van fouten kun je leren
Je kunt je kind helpen het ‘vaste denkpatroon’ om te zetten in een ‘groeidenkpatroon’. Geef je kind complimenten over zijn inzet en doorzettingsvermogen. Een kind dat zijn best doet en veel oefent, wordt vanzelf beter. Door dat te benoemen, durft je kind ook nieuwe dingen te proberen. Probeer je kind daarom te laten leren van fouten. Van fouten maken word je alleen maar beter!

6 tips om je kind te motiveren
1. Toon belangstelling en neem de tijd om samen met je kind te praten.
2. Een kind dat goed in zijn vel zit, presteert beter. Als je kind niet goed in zijn vel zit, probeer er dan achter te komen wat er aan de hand is.
3. Complimenteer je kind met zijn inzet. "Wat heb jij goed je best gedaan! Hoe heb je dat voor elkaar gekregen?"
4. Laat je kind vooral doen waar het goed in is.
5. Vergelijk niet met andere kinderen. Het gaat er niet om of een kind de beste, de snelste of de slimste is.
6. Vertel welke fouten jij zelf maakt en wat je daarvan leert.