Esthers column: Biologielessen

Toen ik  de diagnose borstkanker kreeg, breidde mijn woordenschat zich uit met allerlei medische termen. Voordat ik ziek werd, had ik nog nooit gehoord van okselkliertoilet, schildwachtklierprocedure, plakprothesen of mammacare-verpleegkundigen. Ik nam het mijn vrienden en familie dan ook niet kwalijk wanneer ze mij niet konden volgen; ik was heel anders gaan praten. Door alle gesprekken met artsen en verpleegkundigen had ik me in korte tijd een veelbelovend medisch vocabulaire eigen gemaakt.
Ook leerde ik over het menselijk lichaam: over het lymfestelsel, witte bloedlichaampjes en oestrogenen. Ik heb het vast allemaal op de middelbare school met biologie gehad, maar was toch veel vergeten.
Toen ik na tien maanden behandelingen voorzichtig weer begon met werken, werd mijn baas vanwege een reorganisatie ontslagen. Op een dag had ik een afspraak met de nieuwe interim-directeur. Hij vroeg me of ik wilde vertellen over wat mij het afgelopen jaar was overkomen. Ik ratelde het mij zo bekende verhaal af: diagnose, hormoongevoelige niet-erfelijke borstkanker, regionale uitzaaiingen, chemotherapie met zes TAC-kuren, borstamputatie met okselkliertoilet en 25 bestralingen. ‘Ben je nu dan helemaal klaar?’ vroeg hij beduusd. Ik vertelde dat ik de komende jaren nog hormoontherapie zou krijgen. Toen sprak hij de legendarische woorden: ‘Groeit die borst dan weer aan?’
Ik nam het hem niet kwalijk; zijn biologielessen waren ook al héél erg lang geleden.