Esthers column: Slechte film

Eén op de zeven vrouwen in Nederland krijgt borstkanker. Dat was één op de acht toen ik in 2008 mijn diagnose kreeg. Mijn man, die docent is op een middelbare school, telde de meisjes in zijn klassen. Hij besefte dat in elke klas zeker twee meisjes ooit borstkanker krijgen.

Ook ik wist dat ik in mijn directe omgeving nog meer borstkankergevallen zou tegenkomen. Ik telde ik de vrouwen in mijn familie, ik telde mijn vriendinnen, ik telde mijn collega’s. Toch dacht ik op de een of andere manier dat ik met mijn borstkanker het risico voor mijn familie en vriendenkring “afgekocht” had.

Dan krijg ik een telefoontje van mijn moeder. Ze heeft slecht nieuws: mijn jongere zus heeft borstkanker. Ik schreeuw en jank. NEE! Niet mijn zus! Alle heftige herinneringen komen weer boven, ook bij mijn man en dochters. We kunnen ons te goed voorstellen hoe groot de impact van borstkanker op het gezin van mijn zus zal zijn. Het beeld van mijn ouders samen in de auto op weg naar hun tweede dochter met deze diagnose, kan ik bijna niet verdragen.

Begint deze slechtste film aller tijden nou werkelijk opnieuw? Ik wil die film niet nog een keer zien, maar ik word gedwongen om te kijken.

Lieve zus, deze column draag ik op aan jou en je gezin. Ik hoop dat jouw film ook een goede afloop krijgt. Zet hem op!