Esthers column: I feel like a woman again


Anderhalf jaar geleden leerde ik via via mijn Syrische lotgenoot L. kennen. Zij wilde in contact komen met iemand die ook borstkanker heeft gehad. Sindsdien zijn we vriendinnen.
L. draagt een gewone beha met twee losse kussentjes ter opvulling. Soms valt die vulling eruit. Ik neem haar mee naar een erkende speciaalzaak om een passende prothese aan te laten meten en een paar prothesebeha’s aan te schaffen. De kennismaking verloopt stroef vanwege de taalbarrière. L. heeft ook geen zin haar verhaal te vertellen, daar wordt ze maar verdrietig van. Ze vraagt of ik het aan de mammacare-adviseur wil vertellen, in het Nederlands. Misschien past het niet bij haar cultuur om zo’n persoonlijk verhaal aan een wildvreemde te vertellen.
Gelukkig geeft L. zich toch snel over aan de deskundigheid en het advies van de mammacare-adviseur, die op haar beurt haar aarzeling om Engels te praten overwint. Wanneer L. de juiste prothese en een mooi passende beha aan heeft, komt ze met de mammacare-adviseur het pashokje uit. L. bekijkt zichzelf nogmaals in de spiegel en stamelt geëmotioneerd: ‘I feel like a woman again.’ We krijgen alle drie tranen in onze ogen.
L. wil ook gaan zwemmen nu ze een nieuwe prothese heeft. Ze past verschillende badpakken, maar ze vindt niks naar haar zin. Uiteindelijk koopt ze twee prothesebeha’s en een katoenen prothesehemdje. In de auto raad ik haar aan online naar een prothesezwempak te zoeken. Tot mijn verbazing zegt L.: ‘No, I have to cover my legs’. Ze gaat zwemmen in een sport-capribroek en haar nieuwe prothesehemd. Ik protesteer nog dat zo’n hemd toch niet geschikt is om in te zwemmen. Maar even later denk ik: wie ben ik om te bepalen wat zij draagt in het zwembad?
Het past bij mijn Nederlandse cultuur om open te staan voor de hare. Juist de verschillen maken onze vriendschap zo bijzonder.