Ik ben echt heel goed met kinderen, toch?
Toen ik een jaar of 12 was, liep ik langs het hockeyveld tijdens een groot  internationaal zomertoernooi. Het was gezellig druk langs de lijn. Er kwam een slordig  meisje uit de bosjes gekropen. Ze vertrouwde mij toe dat ze daar in die bosjes  woonde omdat haar ouders haar in de steek hadden gelaten. Ze werd mijn  favoriete oppaskind.
Tijdens een van mijn reizen in India had ik op het strand van Mahabalipuram  een sliert meisjes verzameld die mij de dansjes leerden uit de nieuwste  Bollywood-film.
Toen ik 30 werd, stond ik met mijn vriend op een camping in Spanje. Aan de  scheerlijnen hingen ’s ochtends tekeningen van vier Nederlandse kinderen die ik  daar had ontmoet. Tot ergernis van mijn vriend wilde ik ook nog met ze naar de  kinderdisco.
Eindelijk werd ik op mijn 31ste moeder, ik was er al jaren aan  toe! Mijn vriend wilde maar één kind. Ik had mazzel: het werd een tweeling. Ik  genoot van hun kindertijd, praatte over van alles met ze en luisterde eindeloos  naar hun (fantasie)verhalen en die van hun vriendinnen. Ik was echt gek op  kinderen en vond dat ik heel goed met hen kon communiceren.
Totdat ik een jaar als vrijwilliger aan de slag ging bij de Kindertelefoon.  Aan het begin van mijn opleiding kreeg ik deze feedback: ik kon in gesprekken  met kinderen te sturend zijn op de inhoud. Dan schoot ik in de reddersrol en  zat ik gevangen in de dramadriehoek. Ik probeerde te werken volgens het 5-fasenmodel (contact maken, verhaal  verhelderen, doel bepalen, doel uitwerken, afronden), maar liep vaak vast in fase  3 of 4.
Het was een eye-opener voor mij dat goed communiceren zo lastig kan zijn.  Ik heb er veel van geleerd! En ik kreeg nog meer respect voor pedagogisch  professionals, die niet alleen met kinderen, maar ook nog met ouders en collega’s  moeten kunnen communiceren. 
Het komt allemaal aan bod in dit themanummer over communicatie.
Veel leesplezier!


