Ik was zo bang

Bang om dood te gaan, bang om de chemo niet aan te kunnen, bang om het litteken te bekijken en bang dat de kanker terugkomt. Esther Dommerholt (29) maakte het allemaal mee sinds ze twee jaar geleden borstkanker kreeg. ‘Het gaat wel steeds beter; er zijn elke dag momenten dat ik geniet.’

De tumoren waren behoorlijk groot en agressief. De artsen gaven Esther weinig hoop; ze konden niks garanderen. ‘Letterlijk doodsbang was ik. Ik hield er rekening mee dat ik misschien nog maar kort zou leven en vroeg me af wat ik nog zou gaan doen. Ik wilde vooral veel bij mijn paard zijn en ging met haar naar het bos. Omdat het misschien de laatste keer was, maakte dat veel indruk op me. Ik bekeek het bos alsof ik het voor het eerst zag. Heel bijzonder.’
Esther dacht zelf dat de kanker al in haar hele lijf zat, maar na een week kreeg ze te horen dat er behalve in de lymfeklieren geen uitzaaiingen waren. ‘Ik was onbeschrijfelijk blij! Met mijn ouders ging ik gebak eten om het te vieren.’

Gevloerd

Esther begon haar behandelingen met chemotherapie. ‘Ik voelde dat mijn lijf die chemo’s nauwelijks aankon en was bang dat ik er aan zou bezwijken. Vooral toen ik het ook nog benauwd kreeg. Dan lag ik in bed te huilen en dacht: dit was het dan. Het leek soms alsof alle lucht uit mijn longen werd geperst. Ik bleek aan beide kanten longembolie te hebben, een gevolg van de chemo.
Voor de borstamputatie was ik ook vreselijk bang. Ik was nog nooit geopereerd en voelde me zo zwak dat ik dacht de operatie niet te zullen overleven. Ook vreesde ik hoe mijn lijf eruit zou gaan zien. De verpleegsters vonden dat ik na anderhalve dag mijn litteken moest bekijken. Toen ik dat zag, viel ik bijna flauw en wilde ik alleen maar dood. Mijn lijf was kapot gemaakt en het litteken was enorm groot. Ik heb het maanden niet willen aanraken en nog steeds bekijk ik mezelf niet in de spiegel.’

Eigen wereld

Esther sprak haar angsten nauwelijks uit. ‘Ik ging wel naar mijn psycholoog en in het ziekenhuis praatte ik met mijn artsen. Maar verder leefde ik in mijn eigen wereld, ik was erg in mezelf gekeerd. Ik dacht dat niemand mij zou begrijpen en voerde mijn eigen strijd.’
Nog iedere dag is Esther bang dat de kanker terugkomt. ‘In het begin belde ik bij elk pijntje naar de mammapoli. Tegenwoordig probeer ik het eerst een paar dagen aan te zien. Mensen denken dat je na de behandelingen je leven weer kunt oppikken. Maar ik vind dat heel moeilijk.’

Toekomst

‘Toen ik ziek werd dacht ik: als ik dit overleef, ga ik alles helemaal anders doen. Ik heb nagedacht over wat ik dan écht wil. Zodra ik mijn energie weer terug heb, wil ik voor mezelf beginnen; ik ga paardrijlessen in groepsverband geven op locatie. De weinige energie die ik nu heb, besteed ik aan mijn eigen paard.’