Ouderen hebben de samenleving veel te bieden
De koepel van ouderenorganisaties bestaat zestig jaar. Wim van Minnen, directeur  van CSO sinds 2007, ging vlak voor de jaarwisseling met pensioen. Sien de  Mol was tot eind 2013  bestuurslid van de PCOB, een van de lidorganisaties van CSO. Haar toekomstvisioen? 'Het zou mooi zijn als we onszelf over tien jaar overbodig hebben gemaakt!'
‘Vroeger was de zorg voor ouderen vanzelfsprekend’, vertelt  Sien de Mol (73). ‘Mijn grootouders woonden in de buurt en je zorgde gewoon voor  elkaar.’ Volgens Wim van Minnen (64) was er zestig jaar geleden meer compassie en  respect voor ouderen. ‘Ouderen hoorden er gewoon bij. Tegenwoordig lijkt  iedereen te denken dat er een steeds groter wordende groep ouderen is, die de  samenleving veel geld kost. Ouderen worden gezien als een molensteen om de nek  van de samenleving. Maar behalve de kwetsbare vierde-generatie-ouderen, die inderdaad  zorg vragen, is er ook een grote groep derde-generatie-ouderen, die de  samenleving veel te bieden heeft. Denk aan vrijwilligerswerk, mantelzorg of  opvang van kleinkinderen. De 60- tot 75-jarigen zijn daar enorm druk mee.’
‘Gek genoeg wordt over ouderen vaak meewarig gedacht’, voegt  Sien de Mol hier aan toe. ‘In de media wordt het beeld geschetst dat je niet  zoveel meer kunt als je oud bent. Dat je alles liever aan de jongere generaties  overlaat, omdat je als oudere niet meer midden in het leven staat.’
Wim van Minnen: ‘Een 70-jarige van toen was ouder dan een  70-jarige van nu; ouderen van nu blijven langer fit en gezond. Een uitzondering  hierop vormt de groep ouderen met een lage opleiding en een laag inkomen. Door  leefstijl, slechte woonomstandigheden en zware arbeid krijgen zij gemiddeld  zeventien jaar eerder last van ouderdomskwalen en zij overlijden daardoor  gemiddeld zeven jaar eerder.’
Samen optrekken
Sociaal-economisch is de situatie voor veel ouderen de  afgelopen   zestig jaar aanzienlijk verbeterd. De sociale voorzieningen werden beter    en de vermogens- en inkomenspositie van ouderen is gemiddeld gezien   vooruitgegaan.  Maar er is volgens Sien de Mol ook een kleine groep die   niet is meegegroeid in  die welvaart. ‘Belangenbehartiging voor ouderen   betekent vanuit de PCOB vooral  omzien naar elkaar, er voor elkaar zijn;   ook voor diegenen die minder actief  meedoen aan de maatschappij en   niet zo mondig zijn.’
CSO heeft altijd constructief naar oplossingen gezocht voor  een samenleving die goed is voor jong én oud. Wim van Minnen is van mening dat  er een totaal gebrek is aan visie vanuit het Rijk. ‘Integraal, samenhangend  ouderenbeleid is een vereiste voor een betere samenleving waarin zowel inzet  als betrokkenheid van ouderen een plek hebben. Daarom blijft  belangenbehartiging voor ouderen zo belangrijk.’ Ook Sien de Mol ziet dit als  een belangrijke taak van de PCOB en de andere leden van CSO. ‘We moeten  collectief het belang van de ouderen onder de aandacht blijven brengen van de  beleidsmakers. Zonder de solidariteit tussen ouderen en jongeren en tussen verschillende  bevolkingsgroepen uit het oog te verliezen. We moeten samen optrekken in de  maatschappij. Ik doe mijn best om in mijn regio   jongere leden te werven voor de PCOB: zij kunnen wat betekenen voor de  ouderen van nu, maar ook voor hun eigen toekomst. Want we worden allemaal een  keer oud.’
Terug naar de kern
Toen Wim van Minnen begon als directeur was CSO een klein  bureau met acht medewerkers. ‘Er waren beleidsmedewerkers op het gebied van onder  andere zorg en pensioenen. Toen de subsidies een paar jaar geleden werden  stopgezet, was ik geschokt; het greep me erg aan dat het belang van  samenwerkende ouderenorganisaties blijkbaar niet gezien wordt in Den Haag.  Gelukkig besloten de leden van CSO in een andere vorm door te gaan met het  samenwerkingsverband. We zijn nu meer een netwerkorganisatie. De thema’s zijn  verdeeld over de leden en men moet noodgedwongen meer naar elkaar delegeren.’
Sien de Mol maakte gedurende haar bestuursperiode vanaf 2007  de overgang mee van een traditionele bestuursorganisatie naar de PCOB Nieuwe  Stijl. ‘Het was een continu proces van vernieuwen en verbinden en dat was niet altijd  even gemakkelijk. Er moest een hele bestuurslaag verdwijnen om terug te keren  tot de kern: onze leden. Daar doen we het uiteindelijk allemaal voor. Ik ben  ervan overtuigd dat de PCOB in deze nieuwe vorm ook in de toekomst bestaansrecht  heeft.’
Aandacht voor aandacht
Er zijn de afgelopen jaren door langdurige hoogkwalitatieve  lobby belangrijke resultaten geboekt. ‘De compensatieplicht in de Wmo is een  geweldige overwinning van CSO’, vertelt Wim van Minnen. ‘Daar hebben we samen echt  jarenlang voor geknokt. Net zoals voor medezeggenschap van gepensioneerden in  de besturen van pensioenfondsen. Er was veel verzet, maar vanaf 2014 is het eindelijk  wettelijk geregeld. Op het gebied van inkomen zat CSO er altijd bovenop. We zorgden  ervoor dat er aandacht was voor de koopkrachtontwikkeling van ouderen, wat  resulteerde in verschillende regelingen voor 65-plussers. Ik ben ook trots op het  NOOM, de organisatie voor oudere migranten, die een serieuze plek in ons  samenwerkingsverband heeft. Het NOOM doet volwaardig mee en is een betrouwbare,  constructieve club, die in staat is de vele verschillende nationaliteiten bij  elkaar te houden.’
Sien de Mol is er vooral trots op dat er aandacht is gekomen  voor aandacht. ‘In de zorg wisten we het altijd zo goed voor de ander. Maar gelukkig  stellen we ouderen tegenwoordig de vraag wat we van hen moeten weten om goed  voor ze te kunnen zorgen. Wat mij gedurende de afgelopen jaren ook geraakt  heeft, is de grote betrokkenheid van alle mensen die ik op bijeenkomsten en  vergaderingen van de PCOB ontmoette. Er ging een grote warmte uit van al die  actieve leden, die zich vele uren per week inzetten en meedachten over wat goed  is voor de PCOB, de samenleving en alle senioren.’
Sterk geluid
Wim van Minnen laat zijn organisatie niet honderd procent  gerust achter: ‘Ik denk dat het de komende tijd veel inzet vergt van de vier  leden van CSO om een goed samenwerkingsverband te realiseren. CSO staat open  voor nieuwe toetreders en ik hoop dan ook dat er over tien jaar in een breder  verband wordt samengewerkt. Het is beter om de krachten te bundelen dan elkaar  de maat te nemen.’
Ook Sien de Mol ziet het belang van samenwerking voor de  ouderenorganisaties: ‘Bundeling van krachten en vertrouwen in elkaar vormen de  basis voor een goede samenwerking. We willen allemaal hetzelfde voor ouderen,  maar moeten elkaar wel op de juiste manier vinden. Soepele communicatie is  daarbij heel belangrijk en op dat punt kan er bij de verschillende organisaties  nog wel wat verbeterd worden. We moeten vooral gezamenlijk naar buiten treden, zodat  we daadkrachtiger worden en een sterk geluid kunnen laten horen. Het zou mooi  zijn als we onszelf over tien jaar overbodig hebben gemaakt omdat belangenbehartiging  gemeengoed is geworden in het regeringsbeleid; dan zou niemand meer voor  zichzelf hoeven opkomen. Maar dat is een utopie…’


