Slim zoeken moet je leren

Vroeger gingen kinderen naar de plaatselijke bibliotheek voor hun werkstuk of spreekbeurt. Daar was een schat aan betrouwbare informatie te vinden. Sinds de opkomst van internet zoeken kinderen hun informatie eerder op het world wide web; miljoenen websites, met een onuitputtelijke hoeveelheid tekst, beeld, video en audio. Onze kinderen groeien op als digitale burgers in een informatiemaatschappij. Hoe belangrijk is het dat ze over informatievaardigheden beschikken?

De meeste kinderen vinden internet leuk. Ze spelen games, maken gebruik van social media, bekijken filmpjes op YouTube, downloaden films of luisteren online naar hun favoriete muziek. Maar ook voor schoolse taken als het maken van een werkstuk is internet het favoriete medium. Internet past goed bij de natuurlijke nieuwsgierigheid en leergierigheid van kinderen; ze kunnen er op elk moment en op steeds meer plaatsen gebruik van maken. Op school, thuis, vanuit hun eigen kamer en zelfs onderweg kan via internet aan de behoefte aan informatie worden voldaan. Maar hoe goed zoeken kinderen? Hoe informatievaardig zijn ze?

Verdwaald
Het is iedereen wel eens overkomen: je zoekt even iets op, maar voor je het weet zit je uren te surfen op internet. Zonder precies die informatie te vinden waar je eigenlijk naar op zoek was. Nu is dit op zich geen probleem wanneer het gebeurt op je vrije zondagmiddag. Maar wanneer kinderen in de klas aan hun werkstuk moeten werken, is het lastig wanneer ze verdwalen op internet. Om tijdens hun schoolcarrière - maar ook later - goed te kunnen functioneren, is het belangrijk dat kinderen informatievaardigheden ontwikkelen. Jaap Walhout, onderzoeker bij CELSTEC (Centre for Learning Sciences and Technologies) van de Open Universiteit, legt uit waarom: ‘Vroeger ging je naar de bibliotheek om informatie op te zoeken. Die informatie is zorgvuldig geselecteerd en geëvalueerd door ervaren informatiespecialisten. Het internet is een immense vergaarbak aan ongefilterde informatie. We moeten als internetgebruiker zelf de functie van informatiespecialist vervullen. Om de zin van de onzin te kunnen onderscheiden is het van belang dat kinderen informatievaardigheden aangeleerd krijgen. Het is een illusie om te denken dat kinderen dat thuis wel leren, omdat ze daar veel op internet zitten. Kinderen hebben door het vele internetten wel een voorsprong wat betreft instrumentele vaardigheden, maar uit onderzoek van CELSTEC blijkt dat ze nauwelijks informatievaardig zijn; kinderen zijn niet goed in het beoordelen van zoekresultaten.’

Wat kan er misgaan?
Kinderen kunnen niet de juiste zoektermen bedenken, waardoor ze afdwalen van hun eigenlijke doel. Ze formuleren hun zoekvraag vaak te smal of juist te breed. Jaap Walhout: ‘Je ziet vaak dat de inhoud van hun werkstuk wordt bepaald door dat wat ze toevallig tegenkomen op internet. Als ze een werkstuk over beren moeten maken, maar ze komen op een leuke site over tijgers terecht, kunnen ze zomaar van onderwerp switchen.’

Ook vertrouwen kinderen er onterecht op dat Google het beste resultaat bovenaan zet. ‘Ze zijn zich er niet van bewust’, zegt Jaap Walhout, ‘dat Google bijvoorbeeld de resultaten aanpast op basis van jouw zoekgeschiedenis en voorkeuren. Daarnaast proberen bedrijven zo hoog mogelijk in de zoekresultaten te komen met behulp van zoekmachine optimalisatietechnieken. Ook zoeken kinderen zelden via een andere zoekmachine zoals bijvoorbeeld Bing.’

‘Uit onderzoek blijkt dat kinderen de betrouwbaarheid van websites bijna nooit beoordelen. Als ze dat wel doen, gebeurt dat op basis van veel te oppervlakkige criteria, bijvoorbeeld of de plaatjes leuk zijn. Het is belangrijk om te kijken wie er achter een website zit en of er een commercieel doel is. Door bewust en kritisch naar de betrouwbaarheid te kijken, kunnen kinderen betere websites selecteren en dus ook betere informatie verzamelen.’

Kinderen verzamelen vooral feitelijke informatie op internet voor schoolse taken. Volwassenen zoeken vaker naar informatie om een mening te vormen over een onderwerp. Maar ook volwassenen zijn lang niet allemaal informatievaardig. Jaap Walhout: ‘Bij de landelijke verkiezingen bijvoorbeeld stemmen veel mensen op basis van hun onderbuikgevoel. Ik denk dat het beter zou zijn als je jezelf goed informeert voordat je je stem uitbrengt. De Piratenpartij had daarover een veelzeggende poster met de tekst: “Geloof geen poster. Informeer jezelf.” Daar ben ik het helemaal mee eens. Het is voor zowel kinderen als volwassenen belangrijk om te kunnen beoordelen welke informatie betrouwbaar en bruikbaar is en wie de afzender is.

Wanneer je op internet naar medische informatie zoekt, moet je kunnen beoordelen of iets een goed advies is of kwakzalverij. Mensen laten zich makkelijk afleiden; iemand in een doktersjas wekt vertrouwen, maar dat hoeft natuurlijk helemaal geen dokter te zijn. Sommige sites zien er betrouwbaar en professioneel uit, maar zijn gemaakt door een farmaceutisch bedrijf. Zo’n bedrijf heeft duidelijke belangen, waardoor de informatie gekleurd is.’

Noodzakelijk voor leren leren
Om later maatschappelijk te kunnen functioneren, is het dus van steeds groter belang dat kinderen op school informatievaardigheden ontwikkelen. Maar ook voor het “leren leren” zijn informatievaardigheden noodzakelijk. Om zelfstandig en efficiënt leerstof te kunnen verwerken, moet je informatie op waarde kunnen schatten. ‘Je moet inderdaad in staat zijn goede van slechte informatie te onderscheiden’, zegt Jaap Walhout. ‘Op basis van meerdere bronnen op internet kun je bijvoorbeeld perfect een werkstuk schrijven waarin de holocaust ontkend wordt. Kinderen moeten leren om de argumentatie en het zogenaamde bewijsmateriaal van dit soort bronnen te doorzien.’

Er wordt wel eens beweerd dat het niet langer belangrijk is dat je veel kennis hebt, maar dat je weet waar je die kennis kunt vinden. Kunnen zoeken is dus belangrijker dan weten. Jaap Walhout is het hier niet mee eens: ‘Om goed te kunnen zoeken heb je een referentiekader nodig. Als je helemaal geen basiskennis hebt over een onderwerp wordt het lastig om een goede zoekopdracht te formuleren. Hoe meer je over een onderwerp weet, hoe beter je kunt zoeken en beoordelen.’

Andere bronnen raadplegen
Hoewel kinderen vooral op internet zoeken naar informatie, zijn er natuurlijk ook onderwerpen waarover goede, betrouwbare boeken zijn geschreven. In de serie Junior Informatiebijvoorbeeld staat alle informatie over een bepaald onderwerp bij elkaar. Internet is dus zeker niet altijd zaligmakend; het kan slim zijn om ook even de bibliotheek in te lopen. Docenten en leerkrachten zouden dit kunnen stimuleren door te stellen dat er minstens één boek tussen de bronnen van een werkstuk moet staan.

‘Vergeet ook de experts niet’, voegt Jaap Walhout hier aan toe. ‘Als je iets wilt weten over de houdbaarheid van vlees kun je gaan zoeken op internet, maar je kunt natuurlijk ook even naar de slager toe stappen.’

Mediawijsheid
Het zoeken van informatie gebeurt via een bepaald medium, of dat nou een boek is, een expert of het internet. Informatievaardigheid is dan ook een onderdeel van het veel bredere begrip mediawijsheid. Volgens Jaap Walhout is informatievaardigheid een belangrijke maar ondergesneeuwde component van mediawijsheid: ‘Het gaat toch vaker over instrumentele vaardigheden, over het zelf creëren van digitale content en over veiligheid en privacy. Voor het beoordelen van de betrouwbaarheid van informatie is helaas veel minder aandacht. Hoewel dat de afgelopen jaren wat is verbeterd, is daar nog wel een slag te winnen. Het is belangrijk om het onderscheid te kennen tussen media en informatie. Een medium is een drager van informatie. Uiteindelijk gaat het erom hoe je met die informatie omgaat. Ongeacht via welk medium het tot je komt.’

De rol van school en bibliotheek
School en bibliotheek kunnen een ondersteunende rol spelen bij het vergroten van de informatievaardigheden van kinderen. Docenten kunnen kinderen samen met bibliotheek of mediatheek bewust maken van wanneer en hoe je het beste op internet kunt zoeken en wanneer je beter naar de bibliotheek kunt gaan. Ook moeten kinderen leren om goed aan te geven welke bronnen ze hebben gebruikt en hoe ze die bronnen hebben beoordeeld. Een koppeling tussen scholen en bibliotheken blijft daarom van groot belang.

Volgens Jaap Walhout zijn veel docenten bang dat het aanleren van informatievaardigheden ten koste gaat van de vakinhoud. ‘Uit onderzoek van

CELSTEC blijkt echter dat het loont om informatievaardigheden juist te integreren in de vakinhoud. Informatievaardigheden zijn een zogenaamde meta-cognitieve vaardigheid. Zonder inhoud is de vaardigheid betekenisloos. Het effectief aanleren van informatievaardigheden kan dus alleen in een authentieke context. Dan geef je de vaardigheid echt een betekenis. Leerlingen zomaar een zoekopdracht geven is niet zinvol. Leerlingen vinden dat niet nuttig en zullen er daarom niet gemotiveerd voor zijn. De vraag is of ze er dan wel iets van opsteken.’

Op het moment dat leerlingen dingen die ze nodig hebben niet vinden, frustreert dat het leren. Informatievaardigheden zorgen ervoor dat ze sneller en efficiënter bij de juiste informatie terechtkomen. Informatievaardig zijn, is een generieke vaardigheid die leerlingen bij elke les kunnen gebruiken. Jaap Walhout stipt nog één klein probleem aan: ‘De informatievaardigheden van veel leerkrachten mogen ook best wat opgepoetst worden...’

Tips om kinderen sneller en beter te leren zoeken

* Laat kinderen voordat ze gaan zoeken een woordweb of mindmap maken. Dat is een effectief middel om er achter te komen wat je al weet over een onderwerp. Het dwingt kinderen om na te denken over wat ze precies zoeken en het geeft al veel input voor een gerichte en dus effectievere zoekopdracht.

* Stimuleer kinderen om te zoeken via verschillende zoekmachines: Google, Bing, Duckduckgo, Ixquick of Yandex. Laat leerlingen ook eens de zoekresultaten van verschillende zoekmachines met elkaar vergelijken.

* Leer kinderen zoekcommando’s of zoekoperatoren aan een zoekopdracht toevoegen. Dit zijn woorden en tekens die je in de zoekregel toevoegt, waardoor je je zoekopdracht kunt verfijnen en dus gerichter en effectiever kunt zoeken.

* Maak kinderen bewust van wie er achter een website zit. Wie is de afzender van de informatie en is er misschien sprake van bijbedoelingen?

* Sommige docenten willen er weinig mee te maken hebben, maar Wikipedia is niet per definitie een slechte bron. Het kan een aardig startpunt zijn om je te oriënteren op onderwerpen waar je nog niet veel over weet. Zolang er meerdere bronnen worden gebruikt, kunnen kinderen dus best gebruik maken van Wikipedia, ook al is deze website niet 100% betrouwbaar.

Test je zoekvaardigheden!

Benieuwd hoe goed je zelf kunt zoeken? Op www.agoogleaday.com kun je dagelijks een zoekopdracht van Google proberen op te lossen. Hoe sneller je het antwoord vindt, hoe meer punten je kunt verdienen.