Wij zijn wel/niet naar elkaar toegegroeid

Sonja de Keijzer-Spek
 (48): 'We groeiden steeds verder uit elkaar…'

‘Ik was 39 toen ik in 2011 de diagnose triple-negatieve borstkanker kreeg. Ik woonde met mijn dochter en zoon (toen 12 en 10) net een paar weken samen met mijn nieuwe partner. We reageerden totaal verschillend op de diagnose. Ik was lamgeslagen. Het drong niet door. Ik was totaal verdoofd… Op weg naar huis kregen we ruzie. Mijn partner vond dat ik hem buitensloot, dat ik moest praten, mijn emoties met hem moest delen. Maar ik wist niet eens wat ik voelde, ik had behoefte aan rust en ruimte om alles op mijn eigen tempo te verwerken. Gedurende mijn ziekteproces bleef ik continu het gevoel houden dat ik het niet goed deed. Ik begon aan mezelf te twijfelen, voelde me kwetsbaar en onzeker en trok mezelf steeds meer terug. Mijn partner luisterde niet naar mijn behoeften en bleef mij verwijten maken dat ik niks deelde met hem. Ik liep op mijn tenen. Ik wilde mezelf niet verloochenen, maar om ergere ruzies te voorkomen zei ik niet altijd wat ik dacht. We konden elkaar emotioneel totaal niet steunen.
Op een gegeven moment sprak ik erover met een maatschappelijk werker in het ziekenhuis. Langzaamaan kwam ik in opstand. Wie dacht mijn partner wel dat hij was om mij te vertellen hoe ik met borstkanker hoorde om te gaan? Waarom liet ik mezelf zo naar beneden halen? Toen alle behandelingen achter de rug waren, ben ik uiteindelijk bij hem weggegaan.
Door alle ellende die ik achter de rug heb, weet ik nu heel goed waar het om draait in het leven. In een intensief traject als borstkanker is openheid en eerlijkheid het allerbelangrijkst. Vanaf het begin voelde ik dat dat er niet was tussen ons. De lessen die ik geleerd heb, hebben mij veel gebracht. Ik weet nu dat ik dicht bij mezelf moet blijven. Ik heb geleerd mijn grenzen aan te geven en voor mezelf op te komen. Twee jaar geleden ben ik getrouwd met mijn huidige man, die ik in 2016 ontmoette. In hem heb ik gelukkig alles gevonden dat ik toen gemist heb.’
 
Gerrita ten Hoven-Werkman (50): 'Onze relatie was al heel hecht'
 
‘Vanaf de eerste mammografie in 2016 is mijn man meegegaan naar alle afspraken in het ziekenhuis. Hij zei: “Alles wat jij doormaakt, wil ik ook doormaken en twee horen altijd meer dan een.” Onze relatie was al heel hecht, we zijn 28 jaar getrouwd. Over het algemeen ben ik meer bezorgd, mijn man blijft altijd rustig. Hij zei dat we het maar over ons heen moesten laten komen en de uitslagen moesten afwachten. We vonden vrij snel troost en rust in ons geloof en dat is ook niet meer geweken. Vanuit de kerkgemeente werd er zes weken lang voor ons gekookt. Iedere avond kwam iemand een pan eten brengen. Dat was echt fantastisch, we voelden ons gedragen. Mijn ziekte werd ook benoemd in de kerkdienst, dat was een grote steun, ook voor mijn man en kinderen.
Borstkanker is een zwaar pakket. Er is veel angst en spanning en daarom is het belangrijk om te blijven praten met elkaar. Je moet samen je weg hierin vinden en alles een plek geven. Mijn man en ik hebben gedurende mijn behandeltraject veel gepraat, dat had ik echt nodig om alles te verwerken. Ook is het belangrijk dat je partner vooral zijn eigen ding blijft doen. Ik merkte dat sporten voor mijn man een uitlaatklep was, waardoor hij mij weer beter kon ondersteunen.
Helaas kamp ik nog steeds met de late gevolgen van de chemo- en hormoontherapie. Ik heb veel last van neuropathie, mijn rechterhand slaapt altijd, ik heb een brandend gevoel in mijn handen en ik heb oedeemtherapie voor mijn arm. Daardoor ben ik afgekeurd en kan ik helaas niet meer werken. Twee jaar na de diagnose hebben mijn man en ik samen besloten om een kleiner huis te kopen. Niet alleen vanwege mijn lagere inkomen, maar ook omdat ik het huishouden en het onderhoud van de tuin niet meer aankon. Mijn man neemt de zwaardere huishoudelijke taken voor zijn rekening. Ook in de periode na alle behandelingen krijg ik nog ontzettend veel steun van hem.’